Literatuur studie hoe te doen

We zeggen het vaak ‘er moeten ook wetenschappelijke artikelen in zitten’, maar we geven geen les in hoe je die dan selecteert en bestudeerd. Of je wil een onderwerp echt eens goed uitdiepen voor jezelf, hoe pak je dat dan aan?

Hieronder een werkboekje dat je kan gebruiken, als start wat simpele slides die je structuur bieden. Daarachter wat lappen tekst voor als je het heel serieus wil aanpakken. Naar ik hoop gaat het je wat helpen.










Dit werkboekje kan je ook bij mij opvragen, dan zend ik het je. rudolph.regter@outlook.com


En op een meer uitgebreide manier je literatuurstudie doen, daar geef ik hieronder wat leidraad voor. Deze heb ik samengesteld uit verschillende bronnen. Kan de wetenschappelijk aanpak niet garanderen, maar denk dat je Prof er tevreden mee zal zijn als je het zo aanpakt.

Het maken van een literatuurstudie op een zeer gedegen manier

Versie lente 2020

  • Stap 1. Definieer onderzoeksvragen
  • Stap 2. Zoeken naar bronnen
  • Stap 3. Selecteren van bronnen
  • Stap 4. Verwerken van informatie
  • Stap 5. Presenteren van informatie

****

Stap 1 – Definieer onderzoeksvragen

1. Stel de eisen van je onderzoek op 

Wat is je doelgroep; Wat zijn de kenmerken van het product; Traditionele review; Conceptueel, state of the art (onderzoek beschrijven), scoping (wat moet er in de toekomst gebeuren met onderzoek);Omvang

2. Oriënteer je op het onderwerp

Maak een mindmap met voorkennis die je al hebt: Broninformatie, Bekende auteurs, Tijdschriften. En oriënteer je door te zoeken op het web om de mindmap aan te vullen. De mediatheek kan je hierbij ook goed helpen te zien of er voldoende informatie over je onderwerp is en je op nieuwe linken in je mindmap te geven.

3. Baken het onderwerp af

  • Gebruik mindmap als uitgangspunt.
  • Geef relaties hierin aan en formuleer mogelijke onderzoeksvragen.
  • Hoofdvragen en deelvragen opstellen. De antwoorden op de deelvragen leiden tot het antwoord op de hoofdvraag.
  • Variabelen in de vraag: zitten deze in de vragen en het zijn concepten in de zoektocht
  • Soorten vragen: Beschrijvend; Verklarend; Voorspellend; Probleemoplossend; Evaluatief
  • Deelvragen opstellen, deze zijn een onderdeel van een hoofdvraag. En deelvragen moeten zo in elkaar zitten dat de antwoorden van de deelvragen leiden tot het antwoord op de hoofdvraag

Stap 2. Probleemstelling

Wat wil ik weten? Stel je onderzoeksvraag op. Het doel van het onderzoek bepaalt de vraag. Doelstelling en vraagstelling sluiten op elkaar aan. Geen Hoe kan…. Is het mogelijk…. Op welke manier…. Wat is de meest…. Vragen stellen.

Dergelijke formuleringen zijn minder goed bruikbaar om als startpunt van een onderzoek te dienen omdat ze:

  • Een laag informatiegehalte hebben
  • Suggereren dat de resultaten direct vertaalbaar zijn in haalbare oplossingen, terwijl daar een vertaalslag voor nodig is, rekening houdend met gevoelsmatige, politieke, en pragmatische overwegingen
  • Geringe sturingskracht hebben (de vraag suggereert niet waar en naar wat gezocht moet worden)
  • Open zijn geformuleerd.

Waarom wil ik dat weten? De doelstelling van het onderzoek impliceert de relevantie van het onderzoek, wat voor nut gaat het hebben? Het is goed voor jou en je opdrachtgever goed te begrijpen wat het nut is van je onderzoek en dit heel expliciet te maken. Wat gaat het betekenen?

Fundamenteel onderzoek. Onderzoek kan bijdragen aan de vergroting van theoretische kennis. We spreken dan van fundamenteel onderzoek. Toegepast onderzoek. Wanneer het onderzoek oplossingen oplevert die toepasbaar zijn in de maatschappij, dan heeft het onderzoek maatschappelijke of praktische relevantie. Dan is er sprake van toegepast of praktijkgericht onderzoek. 

Veel onderzoek heeft zowel een theoretische als een maatschappelijke relevantie. Experimenteel onderzoek heeft vaak een fundamentele onderzoeksvraag (uitbreiding van de theoretische kennis), maar kan ook resulteren in praktisch toepasbare resultaten, en kan daardoor ook praktijkgericht zijn.

Een hulpmiddeltje bij het formuleren van een probleemstelling kan het volgende trucje zijn:

Ik wil weten: [vraagstelling]

Teneinde: [doelstelling]

Bijvoorbeeld

Ik wil weten: wanneer gaat een product zichzelf verkopen?

Teneinde: de kosten van promotie te zien dalen.

Met dit hulpmiddeltje kom je snel verder, maar je kan de zin die je dan maakt niet zomaar overnemen in je werkstuk, daarvoor moet je de zinnen meer leesbaarder, lopender, maken.

Veel voorkomende valkuilen bij het formuleren van onderwerp en probleemstelling:

  • De doelstelling ontbreekt: waarom doe je dit onderzoek, wat voor nut heeft het? Is het nuttig voor de firma, voor je afdeling of alleen om je eigen gelijk te halen? En als er geen nut in zit voor de stakeholders, waarom doe je het dan?
  • De doelstelling is te ‘ruim’; je probeert de hele wereld op te lossen. ‘Hoe kan ik de winstgevendheid vergroten?’. Of het gaat over een deel waar je toch geen invloed op hebt. ‘Wat zou de president moeten doen?’. Of het doel staat te ver af van de vraag: ‘Wat zijn de mogelijkheden om meer promotie te doen voor mijn firma’. 
  • De doelstelling is te ‘krap’; doel- en vraagstelling zijn vrijwel identiek. ‘Welke kanalen kan ik inzetten voor de verkoop van schoenveters?
  • Doelstelling is niet relevant voor het doelpubliek: ‘Zijn de communicatie middelen ook te vertalen’ als er niet internationaal gewerkt wordt.

CHECKLIST

CheckBevindingVerdere notities
Sluiten doelstelling en vraagstelling op mekaar aan?  
Zijn de factoren genoemd die de verklaring kunnen zijn voor het antwoord?  
Wordt er iets gezegd over de samenhang tussen de variabelen die het antwoord kunnen geven?  
Is het een hoe-kan vraag? Die is vaak te algemeen.  
Gaat het informatiegehalte van het antwoord voldoende zijn voor actie of besluit?  
Vertaalbaar naar actie of besluit?  
Duidelijk waarnaar gezocht moet worden?  
Is de vraag te open geformuleerd? Of juist te nauw?  
   
Is er een doelstelling?  
Is de doelstelling te ruim?  
Is de doelstelling te krap?  
Is de doelstelling relevant?  
   

Deelvragen

Er zijn twee typen deelvragen, namelijk voorwaardelijke en uitbreidende deelvragen.

Voorwaardelijk. Bij voorwaardelijke deelvragen is het noodzakelijk om deelvragen af te leiden van de vraagstelling waarop antwoorden gevonden kunnen worden door middel van (literatuur)onderzoek. Bij het opsplitsen van een vraagstelling in voorwaardelijke deelvragen heeft een onderzoeker aanzienlijke vrijheid. Deze is begrensd door drie regels:

Uitbreidende. Bij uitbreidende vragen help je inzicht te krijgen door een breder perspectief te zetten.

  • De deelvragen moeten tezamen een antwoord geven op de vraagstelling als geheel.
  • De deelvragen moeten logisch afgeleid worden uit de vraagstelling.
  • De deelvragen mogen geen nieuwe onderwerpen of aannamen bevatten.

Prealabele vragen

Prealabele vragen zijn voorvragen die tot begripsverheldering leiden. Dit soort elementaire vragen noemen we geen deelvragen. In een artikel, scriptie of werkstuk moeten ze wel aan de orde komen, bij voorkeur in de inleiding waar begrippen verhelderd worden bij de introductie ervan. Begrippen moeten verduidelijkt zijn, voordat de eigenlijke kwestie (het onderzoek) behandeld kan gaan worden. Let hierop want als je al wat langer in een industrie werkt kan je gewend zijn geraakt aan vak begrippen waar soms buitenstaanders niets van snappen.

Denk aan definities helder krijgen, hoe vaak komt iets voor, waarin is het begrip te onderscheiden. Je maakt bij voorkeur gebruik van het bestaande begrippenkader dat in het gebied van uw probleemstelling wordt gebruikt. Door gebruik te maken van bestaande begrippen kunt je voortbouwen op de aanwezige kennis op dat specifieke gebied.

Hoe komt u aan die begrippen? Op de eerste plaats kunt je putten uit jouw voorkennis. Ten tweede kunt je gebruikmaken van overzichtspublicaties (zoals de handboeken die u in de eerdere cursussen of opleidingen hebt gebruikt). Ten derde bestaan er modellen overzichten en management woordenboeken waar u uw licht kunt opsteken.

Overzicht van criteria

Samenvattend moet uw literatuurstudie aan de volgende criteria voldoen:

1. Er is een doelstelling en een vraagstelling, waarvan het primaat berust bij de doelstelling. Doelstelling en vraagstelling sluiten naadloos op elkaar aan. Zo moet beantwoording van de vraagstelling leiden tot voldoende kennis om het doel te bereiken.

2. De doelstelling is geformuleerd als een kennisbelang, een bepaalde behoefte van een opdrachtgever, en/of een behoefte van algemeen maatschappelijk of wetenschappelijke aard.

3. De vraagstelling is zo specifiek dat zij voldoende richting geeft aan de literatuurstudie.

4. De vraagstelling is uiteengelegd in voorwaardelijke deelvragen die logisch zijn afgeleid uit de vraagstelling en gezamenlijke beantwoording van de vraagstelling mogelijk maken. Hier kan je het piramide principe gebruiken en/of de argumenten ladder.

5. De vraagstelling bevat begrippen die algemeen gangbaar zijn binnen het vakgebied.

Stap 3 . Selecteren Hoe te zoeken?

1. Je startpunt, wat worden de ingangen bij het zoeken?

Onder ingangen verstaan we alle soorten woorden of cijfers, die in informatiebestanden terug zijn te vinden, denk dan bijvoorbeeld hoe jij tags plaatst bij je instagram of twitter berichten, daar kunnen mensen het bericht op vinden, net zo in een bibliotheek. Concreet gaat het om trefwoorden, de namen van auteurs of instellingen, etc.

Ingang – via Trefwoorden. 

Verzin een woord en ga er op associaties maken of zoeken in een synoniemenlijst.

Die ik online kon vinden is:

https://www.mijnwoordenboek.nl/synoniemen/synoniemenlijst

Als je engelse term hebt, dan kan je ook in een thesaurus zoeken. Die van Rogets is het bekenste: rogets-thesaurus […kan daar geen link van vinden….]

of ook Merriam-webster heeft een goede: https://www.merriam-webster.com

Of een andere: https://www.thesaurus.com/

Trefwoorden kunt je zelf afleiden uit de begrippen in de probleemstelling. Verder kunt je vruchtbare trefwoorden op het spoor komen via thesaurustermen uit gangbare thesauri op het vakgebied, of via rubrieken in de Gemeenschappelijke Onderwerp Ontsluiting (GOO) van de Nederlandse universiteiten.

Ingang – via het omgekeerde: Een andere mogelijkheid is het bedenken van tegengestelde begrippen. Stel dat je onderzoek doet naar communicatie. Dan kan je ook zoeken naar niet-communicatie. 

Ingang – verder ook: Uit je mindmap halen;  trefwoorden/ variabelen uit de onderzoeksvraag; synoniemen; gerelateerde woorden (breder of verfijnd); combinatie van trefwoorden; keywords uit de publicaties; namen van auteurs.

2. Waar zoeken: in de mediatheek

– EBSCO host; ISI Web of Knowledge; Google Scholar

3. Welke kwaliteit zoek je?

Bronnen en hun indeling:

  • Primaire bronnen: rapporten uit de eerste hand van originele studies, voornamelijk te vinden in wetenschappelijke tijdschriftartikelen.
  • Secundaire bronnen: kritische evaluaties en syntheses van originele studies.
  • Tertiaire bronnen: informatie en ideeën vaak samengesteld uit primaire of secundaire bronnen, zoals tekstboeken, encyclopedieën, enz.

4. Online search: databases en zoekmachines Advances search

– Zoeken van een oplossing naar een volgende, snowball search; Backward search; Forward search Check; Hoeveelheid hits; zijn de hits relevant Actie; Verfijnen trefwoorden, andere trefwoorden, synoniemen, gerelateerde concepten

Het zoekmanagement

Je gaat veel vinden of juist niet. Je gaat mogelijk weggetrokken worden naar andere artikelen die ook relevant lijken. En zo voort, allen redenen om af te wijken van je pad. Daarom is het erg aan te bevelen een logboek bij te houden.

Noteer synoniemen en vertalingen van de termen waarop u wilt gaan zoeken. 

En noteer bij welke database je gaat zoeken. En wanneer je dat doet, want op iets gezocht in 2001 geeft andere resultaten dan in 2020. En beschrijf welke termen, periodes en andere filters je aanzet bij je zoekopdracht. Voeg bruikbare termen toe die je tijdens het zoeken tegenkomt.

Het search log bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Zoekplan (inclusief ingangen, kaders en bronnen)
  • Zoekprofielbladen (search profile sheets) waarop voor elke zoekactie te zien is: het onderwerp; kaders van het zoeken (dus taal, peer review ja/nee etc); bron waarin gezocht wordt; de combinatie van zoektermen waarmee werd gezocht en in welk veld werd gezocht (bijvoorbeeld woorden in de titel of in het document zelf)
  • Het aantal treffers en het aantal relevante bronnen per zoektermcombinatie
  • Verantwoording hoe een selectie van relevante bronnen is gemaakt
  • Lijkt me ook slim om een verwijzing te maken naar de permalink, een verwijzing naar de link waar het document staat. 
  • Zoekmachines van de mediatheek kunnen ook je zoekgeschiedenis opslaan. Doe dat eventueel, kost niets extra en je hebt zo in de cloud je geschiedenis voor evt latere opzoekingen.

Zoekplan checklist en template

    
Ingangen die je gaat gebruiken. De trefwoorden:   
Kaders:   
Taal:   
Datum range:   
Full tekst artikel ja/nee   
Peer reviewd ja/nee   
Bron soort: publicatie/magazine/   
    
NOT/AND/OR   
Of gebruik van ‘tekst‘ om exact iets te zoeken   
    
    

[RR; hier nog de template invoeren in Engels die ik vond]

Het zoeken zelf

  • Ga naar de onlinebronnen bibliotheek
  • Selecteer een specifieke bron of begin bij Ecohost, de algemene ingang waar je soms kan kiezen welke bronnen je wilt gebruiken, of die alle databases doorzoekt.
  • Dan voer je jouw ingang, jouw zoekwoord, in met de andere kaders en ziet hoeveel hits je krijgt. In het begin is dat vaak teveel, zijn het aantal artikelen meer dan 500 of zo. Dat is niet werkbaar.
  • Dus stel je zoekpad bij.

Oefening

  • Zet vier woorden in de zoekstring. Je vindt dan vaak heel veel artikelen.
  • Zet zoekwoord in Titel, je treft dan vaak weinig tot geen artikelen.
  • Zoek op twee woorden. Eerst op een regel. Hoeveel vindt je? Dan op twee regels, hoeveel dan?
  • Zoek op de Nederlandse woorden. Wat vindt je? Wat is je conclusie?
  • Ga naar een specifieke database.
  • Voer dezelfde termen in, wat vindt je?

***

Regelmatig komen bij het bedenken van trefwoorden ook ideeën op voor nieuwe deelvragen. Als je zo’n vraag wilt toevoegen, dient je stap 1 opnieuw te doorlopen. Immers, deelvragen moeten altijd in samenhang worden bezien.

Filters/Kaders voor het zoeken

De inhoudelijke begrenzing die is gegeven met de probleemstelling van het onderzoek en dat vormt het voornaamste kader, waarmee je gaat zoeken. Daarnaast zijn er enkele formele kaders die richting geven aan het onderzoek. Ze kunnen de reikwijdte van het literatuuronderzoek beperken. Het gaat om vier formele aspecten:

  • Kennisgebieden/disciplines waaruit de literatuur afkomstig moet zijn: psychologie en geneeskunde, gezondheidswetenschappen, pedagogiek, sociologie of economie
  • Soorten publicaties: wetenschappelijke publicaties evt aangevuld met statistieken, nota’s, scripties of andere publicatievormen
  • Periode: hoe oud mag de verwerkte literatuur maximaal zijn? 10 jaar of een goede reden om meer te doen
  • Taalgebieden: Engels en Nederlands. Veel wetenschappelijke literatuur is in het Engels opgesteld, in het Nederlands ga je vaak niet veel vinden.

***

Stap 4. Verwerken

Nu weet je welke publicaties je gaat lezen.

Selecteren van bronnen en overzicht maken

– Lees diagonaal. Het doel is een overzicht te krijgen en hoofdzaken uit de tekst halen. Focus in je lezen op de samenvatting, inleiding en de eerste paar alinea’s, achterhaal de vraagstellen en de conclusie van elk artikel.

TIP: zet direct je notities daarvan in Endnote of een notities blad. Dat scheelt je later veel werk. Ook wordt Evernote hiervoor gebruikt en dan daar veel tags bij zetten.

– Beoordeel de bronnen. Criterium: Bruikbaarheid, gaat het artikel helpen de vraag te beantwoorden. Is het artikel niet te breed of te small? Sub: staat iets in de titel van het artikel dat zou kunnen linken met de vraag? Sub: staat er iets in abstract en discussie? 

Criterium: Wetenschappelijk gehalte. peer reviewed en goede tijdsschriften is geen probleem, anders goed achterhalen van de bron. Google Shoolar wordt gezien als ‘grijze’ bron waar je van moet controleren wie de auteurs is (bekend, veel geciteerd etc) en de bron (is het tijdschrift bekend, hier is een score voor, de SSCI impact factor.

Criterium: Actueel? Datum van publicatie. Als niet actueel, doe dan een search forward, je zoekt dan op de linken die er in recentere publicaties zijn geweest naar deze verouderde publicatie. Is een knopje bij Google Schoolar. Bij ebsco weet ik het even niet [RR: opzoeken]

Criterium: Autoriteit? is de auteur iemand die een authoriteit is op zijn gebied? Is het zijn interesse gebied, is die verbonden aan een faculteit die er bekend voor is? Etc.

Cluster de publicaties. Groepeer de artikelen in logische cirkels. Ook hier kan Endnote erg helpen, daar zet je het artikel in een groep, maar kan je er ook veel tags aan hangen. Op die manier kan je een document van verschillende ‘ingangen’ (die tags zijn) voorzien.

Bewaar publicaties. Maak folders, bookmarks of gebruik Endnote. Zie een reader daarover van Rudolph hoe je Endnote in samenwerking met de mediatheek en een PDF reader effectief kan gebruiken.

– Dan: Maak overzicht via notities

  • Besluit hoe je notities zal maken en in welk programma. Schriftelijk, of Endnote etc.
  • Definieer kern begrippen (key terms)
  • Noteer de essentiele cijfers die je mogelijk in je inleiding wil gaan gebruiken.
  • Selecteer bruikbare quote’s die je in je stuk kan verwerken. TIP: zet er ook de naam van het artikel bij en de pagina waar je dit vandaan hebt, het is later lastig zoeken….
  • Leg vast waar jij denkt dat de kracht van de publicatie ligt en de zwakte. Het is jouw rol als literatuur bekijker hier ook een menig over te hebben. Beschrijf dus ook wat je vindt van de onderbouwing van de aannames, de omvang van het onderzoek, de logica van de discussie aan het eind.
  • Stel vast waar gaten zitten in het onderzoek en de publicatie.
  • Stel vast waar linken zitten met andere publicaties en gedachtes en onderzoeken.
  • Evalueer je publicaties, heb je er voldoende van een recente datum, zeg de laatste vijf jaar en heb je klassieke, de ‘moet erbij zijn’ publicaties ook gehad?
  • Besluit wanneer het genoeg is, je kan wel blijven lezen, maar er moet ook een moment komen dat je het gaat verwerken. 

TIP: hou focus op het doel van je onderzoek. Met name in deze leesfase kan je snel op andere gedachten worden gebracht en afgeleid worden…. Vraag Rudolph er naar, die is snel afgeleid en heeft overal interesse in… maar komt dan niet rond met zijn werkstuk…. Hij is al blij dat deze webpage gelukt is in vier avonden werk….

[RR: hier nog verder aanvullen]

Globaal lezen

Intensief lezen

Kritisch lezen

– Schematiseer of maak aantekeningen: kijk naar onderzoeksvragen, concepten,

variabelen, methode resultaten en conclusie, plaats kritische kanttekeningen bij onderbouwing van de aannames, duidelijkheid in de beschrijving, interne en externe validiteit en interpretatie van de resultaten

– Is het beeld uit de verschillende bronnen consistent: analyseer de verschillende interpretaties en bepaal de waarde van de verschillende onderzoeken

Stap 5. Presenteren

[RR: nog te maken]

**********

CHECKLIST

Voorbeeld van een checklist die je kan gebruiken.

I INLEIDING

1. Formulering van het probleem

a. Is het probleem waar het onderzoek zich op richt duidelijk omschreven?

b. Worden de begrippen voldoende gedefinieerd?

2. Literatuuroverzicht

a. Wordt op basis van literatuur aangegeven wat wel en niet bekend is over het probleem en mogelijke oplossingen?

b. Leidt de ontbrekende kennis logischerwijs tot de vraagstelling?

3. Vraagstelling

a. Wat is de vraagstelling van het onderzoek?

b. Zijn de vraagstelling en eventuele deelvragen/hypothesen specifiek genoeg geformuleerd?

c. Wordt de relevantie van de vraagstelling voldoende beargumenteerd?

II METHODE

4. Onderzoeksopzet

a. Hoe ziet de opzet (design) van de studie eruit en is deze geschikt om de vraagstelling te beantwoorden?

5. Meetinstrumenten

a. Zijn de meetinstrumenten geschikt/gevoelig genoeg om de begrippen te meten?

b. Zijn de meetinstrumenten valide?

6. Interne validiteit van het onderzoek

a. Is er sprake van storende variabelen of niet gemeten variabelen die de resultaten (mede)veroorzaakt kunnen hebben?

III RESULTATEN

7. Presentatie van de resultaten

a. Is de weergave van de resultaten duidelijk en volledig?

b. Zijn de statistische analyses geschikt voor de aard van de data en/of om de vraagstelling/ 

IV DISCUSSIE

8. Interpretatie

a. Worden de vraagstelling en/of de deelvragen beantwoord?

b. Worden de bevindingen vergeleken met de literatuur en worden afwijkingen verklaard?

c. Wordt bij de conclusies rekening gehouden met eventuele beperkingen van het onderzoek?

9. Beperkingen van het onderzoek

a. Wordt de generaliseerbaarheid van de resultaten beargumenteerd?

b. Worden de beperkingen van het onderzoek in voldoende mate besproken?

****

Create a website or blog at WordPress.com

Up ↑