Jan staat op zijn vaste plek aan het eind van de toog. Hij antwoord snel: ‘nee het gaat niet goed met me, mijn kanker zit nu overal’. Hij vervolgt: ‘je wist toch dat ik kanker had, was deze week naar de prof en had beter niet naar de foto gekeken’ waarna hij wijst naar een blaadje met tekening op de muur. ‘Zoiets als dit zo zag het eruit, nog wat leeg, maar nu zit het overal. Er is een speciale experimentele therapie, moet ik een maand in afgesloten ruimte zijn in ziekenhuis in Leuven. We houden vol he, natuurlijk! Maar zo erg voor mijn omgeving, mijn familie en kleinkinderen. En het huis, de post moet toch geleegd worden.’
Zelf probeer ik het zo snel te begrijpen en mijn hulp aan te bieden aan deze fijne vriendelijke persoon die ik net de afgelopen weken heb leren kennen en een paar keer uitvoerig, naar café maatstaf, gesproken heb. Maar kom niet tussen zijn woordenstroom.
Jan vervolgt: ‘Kon toch niet wegblijven vandaag, mensen zouden zich afvragen wat er was, dus ben maar even gekomen om het te vertellen’. Een man komt binnen lopen en omhelst Jan. Geeft een plastic zak met iets erin af, Jan is blij. ‘Moet nu gaan Rudolph zegt hij’ en met twee plastic zakken zet Jan zich naar de deur, zegt her en der gedag en is weg.
Sta wat voor de deur in de zon mijn pint verder op te drinken. Zie verderop Jan staan bij een auto, bezig met zich in de auto te zetten en weg te rijden. Dan rijdt hij weg, langs het café en we zwaaien uitbundig naar mekaar. Dag Jan.
Snel erna zakt diep verdriet in me en weer als ik dit type heb ik tranen in de ogen. Zo een fijne vriendelijke man, die even binnen komt om te vertellen aan zijn vrienden dat hij erg ziek is. En dan wegrijd, ‘dag’ en wellicht nooit terugkomen zal. Vrienden die hij wellicht al tientallen jaren kent, zo een café was het wel, kleine groep mensen die mekaar goed kende. Altijd bij voornaam, zonder echt te weten wat mensen doen, maar altijd in voor een goed gesprek zo leerde Jan me in ons eerste gesprek. In dat eerste gesprek vertelde hij trots over zijn vrouw, uit Baskenland. Hij wijst naar een foto achter de toog van een mevrouw ergens in een berglandschap. Ze is overleden zegt Jan, maar we houden vol he! Toen ik binnenkwam in café hoorde ik Jan al spreken over dat zijn vrouw was overleden, ik denk dat Jan zei ergens op de leeftijd van begin veertig, en hij zelf was tweeënzest
Warm welkom
Bij ons eerste gesprek ging Jan over in wat mensen met Vlaamse tongval goed kunnen, naar een soort Nederlandse uitspraak die wat scherper is. En vertelde dat ergens hij ook nog familie in Nederland had en altijd veel gereisd had. We spraken over goed uit eten gaan, dat nu niet meer te betalen is, maar in Jan zijn tijd, die iets voor mijn tijd was, gingen de zaken het beste door op restaurant. En hoe beter de zaken, hoe beter het restaurant. We spraken over het belang van een vriendelijk goed gesprek. Zijn familie en Jan verhaalde wat over de passie van Baskische mensen. En dat hij kabinetschef was geweest denk ik dat hij zei, maar verder vertelde hij er niet over. Vlotjes wat pinten dronken we en ik was erg blij met het gesprek. Zo voor het eerst een café binnen stappen dat overduidelijk een stamcafé was met wat beslotenheid van mensen die mekaar al jaren kennen, vond ik moeilijk en Jan maakte het makkelijk. Ook de paar keer erna sprak Jan me aan en maakte het huiselijk in het café te zijn.
Richt uw blik op de zonzijde en de schaduwzijde zal achter u vallen.
Verdietig. Maar Jan leerde me, we houden vol!
Wat me bijblijft is dat iemand vertrekt, iedereen zegt ‘dag’ en gaat door en ik denk wellicht komt Jan hier nooit meer terug. Moet mezelf terugbrengen naar de zin van het moment, dat niet de zin van de toekomst is, noch de zin van het verleden. Dat zit beide wel in dit moment, zo is je zijn, maar straks kan het anders zijn. Ga er nog eens een pint op drinken!
Rudolph
Epiloog
Later zal ik terug gaan en naar zijn naam of adres vragen om een brief te schrijven. Ga proberen dat te krijgen, maar tja… wie ben ik, maar een voorbijganger….. Hoop dat het lukt Jan nog eens een paar keer te zien, reis graag af naar Leuven daarvoor.
Wat ik er mee doe
Dit past ook bij mijn wens mensen altijd gedag te zeggen als ze vertrekken en uit te zwaaien en ruzie kort te houden. Maak de cirkel rond steeds weer, je weet nooit wanneer de lijn stopt en als de lijn in een cirkel zit, stopt die nooit.
En ook dat ik ‘verdrietig wordt als er een trein wegrijdt, terwijl er niemand in zit die ik ken’.
#dagboek #borrelpraat
Categories: verhalen